Hoofdstuk 1: Dromen plukken
Lees hier alvast het eerste hoofdstuk. Over hoe je dromen kunt onthouden.

HOOFDSTUK 1: DROMEN PLUKKEN
Een leven zonder dromen is als een tuin zonder bloemen. Gertraude Beese.
Nachtelijke dromen werden vroeger heel serieus genomen. In oude teksten spelen ze vaak een belangrijke rol. Het meest vertaalde boek ter wereld, de Bijbel, wemelt van dromen, innerlijke gezichten en visioenen. In onze materialistische tijd is dat volkomen anders. Dromen krijgen weinig aandacht en worden meestal schouder ophalend afgedaan. Tegen de tijd dat we volwassen worden, zijn we vaak vervreemd van onze nachtelijke dromen. Sterker nog: de meeste dromen spreken tegen dovemans oren. We merken ze niet op, we horen ze niet, we zien ze niet. Als we ontwaken zijn we ze meestal al weer vergeten.
Creatieve mensen, zoals kunstenaars en wetenschappers, staan nog wel open voor de inspiratie van de nacht. Uitgevers van boeken zien er ook brood in, gezien het grote aantal publicaties over het onderwerp. Als ik iemand vertel dat ik gefascineerd ben door dromen, gebeurt het nogal eens dat men een eigen droom begint te vertellen. Ergens dragen we de herinnering dus toch nog met ons mee. Maar uit zichzelf vertellen mensen bijna nooit hun dromen. Het is veel gewoner om over je werk te praten, over je auto, je kinderen of je nieuwe huis, dan over de droom die je recent kreeg. Bij primitieve volkeren is het soms nog wel gebruikelijk dat bij het ochtend maal dromen gedeeld worden. In onze ontwikkelde samenleving is dat een zeldzaamheid. Een collega vertelde me dat haar vader elke zondagmiddag het gezin bijeen riep en aanmoedigde om elkaar te vertellen wat ze die week gedroomd hadden. De uitzondering die de regel bevestigt?
Mijn broer droomt nooit
Een van mijn broers woont al heel lang aan de andere kant van de aarde. In de loop van ons leven zijn we elkaar behoorlijk uit het oog verloren. Nu we allebei ouder worden, bellen en mailen we weer wat vaker. Toen ik hem vertelde over mijn passie voor dromen zei hij: ‘Ik droom nooit.’ Ik was verbluft. Hoe is het mogelijk dat deze creatieve, fantasierijke en levenslustige broer nooit droomt? Hij vulde aan: ‘Ik weet dat ieder mens droomt. Maar ik kan mijn eigen dromen gewoon niet onthouden.’
Inmiddels heb ik dat heel veel mensen horen zeggen. Sommigen zijn best nieuwsgierig naar hun dromen, maar het lukt hen zelden of nooit ermee contact te krijgen. Ze kunnen zich ’s morgens bij het wakker worden hun dromen domweg niet herinneren. In vrij uitzonderlijke gevallen lijkt er onwil in het spel. Ik hoorde ooit het verhaal van een droomcoach die in hogere kringen verkeerde, en bij een diner naast de toenmalige minister-president zat. De premier informeerde vriendelijk waar zij in het leven mee bezig was. Toen ze hem vertelde dat ze klinisch psychologe was en erg geïnteresseerd in dromen, had hij dezelfde reactie als mijn broer. Hij zei: ‘Ik droom nooit.’ De coach vertelde hem toen dat dit onmogelijk was. Dat wetenschappelijk al lang was vastgesteld dat ieder mens ’s nachts droomt. De premier vroeg haar hoe dit dan was vast gesteld. Ze vertelde hem over het slaaponderzoek in de jaren ’50 van de vorige eeuw. Hoe Aserinsky via elektroden op het hoofd en de oogbollen van slapende proefpersonen tijdens de remslaap hersengolven en oogbewegingen op een polygraaf registreerde. En dat later werd ontdekt dat ook de hartslag in deze perioden verhoogd was en dat de genitaliën meestal geprikkeld waren: mannen krijgen erecties en bij vrouwen zwelt de clitoris op. En als de proefpersonen in die periode wakker worden gemaakt, herinneren ze zich altijd een droom. Ondanks deze informatie was de premier niet overtuigd. Hij moet gezegd hebben: ‘Ja, maar ze hebben die elektroden nooit op mijn hoofd gezet.’ Aan zo’n ongelovige Thomas is dit boek niet besteed. Zo iemand zal waarschijnlijk nooit een boek over dromen inkijken. Maar de meeste mensen die hun dromen niet kunnen onthouden zullen merken, dat het met geringe inspanning mogelijk is om contact te maken met de dromenwereld en een droomervaring vast te houden.
Dromen ontvangen
In de ‘tuin van de nacht’ staan bomen die vol met dromen hangen. Als we deze bomen willen zien en bewust een droom willen proeven, moeten we de weg naar de tuin zien te vinden. Vervolgens moeten we de dromen leren ‘plukken.’ Als het om appels of peren ging, zou dat voldoende zijn. Maar bij dromen is het belangrijk dat je ook nog leert om dromen te onthouden. Dat is makkelijk, leert de praktijk. Er bestaat een aantal simpele richtlijnen, die snel werken en bijna altijd voldoende blijken te zijn.
1.Schep gunstige omstandigheden
Ga op tijd naar bed en neem voldoende slaap. Als je langer slaapt is de kans groter dat je een droom onthoudt. Geef jezelf bij het ontwaken tijd om een droom terug te laten komen. Hou je ogen nog even dicht en stel je open voor het terugkomen van de herinnering.
2.Neem tijd
Draai jezelf niet direct om (en als je merkt dat je het al gedaan hebt: draai weer terug.) Neem jezelf voor het inslapen voor om minstens één droom te onthouden. Probeer in ieder geval een stukje van een droom terug te roepen; vaak volgt de rest dan vanzelf. Voor het slapen gaan alcohol drinken blijkt het onthouden van dromen te bemoeilijken.
3.Motiveer jezelf
De belangrijkste tip is: zie het belang in van het plukken van dromen. Probeer je open te stellen voor de verhalen in dit boek. Als je het belang van dromen nog niet inziet, geef jezelf dan toch de kans je opvatting te herzien. Mensen die gemotiveerd zijn om dromen te onthouden blijken het meestal snel te leren. In H. 3 ga ik in op het belang van dromen.
- Behandel dromen met respect
Ik heb gemerkt dat mijn eigen dromen in eerste instantie vaak onbelangrijk lijken. Pas als ik ze beter tot mezelf door laat dringen, merk ik wonderlijke, bizarre of schitterende aspecten op. Dat ik bijvoorbeeld een dierbare vriend op bezoek had, die al 12 jaar dood is. Of dat ik kon vliegen. Of dat ik in mijn droom achtervolgd werd door twee tijgers. Of dat Freud himself mij in een droom heeft toegesproken.
- Registreer zo snel mogelijk
Als je ’s morgens vroeg nog een herinnering hebt aan een droom, schrijf die dan direct op – al is het maar een flard. In wezen zijn alle dromen flarden. Ze beginnen opeens en ze eindigen ook weer opeens. Eigenlijk zijn er alleen maar korte flarden en lange flarden. Enkele steekwoorden zijn beter dan niets. Als oudere moet ik ’s nachts vaak even de blaas legen. Een goed moment om kort even iets op mijn telefoontje in te spreken. De herinnering aan dromen vervluchtigt snel, dus wacht niet met het registreren.
- Neem een ontvankelijke houding aan
Als je geneigd bent altijd actief te zijn en uit te zenden, zal je slecht kunnen ontvangen. We worden in onze cultuur van jongs af aan aangemoedigd om actief te zijn. Rustig afwachten wordt zelden gewaardeerd. Toch is dat de enige manier om dromen te ontvangen. Beoefen receptiviteit, dit helpt om dromen te ontvangen.
- Proef de droom
Let op hoe je wakker bent geworden, met welk gevoel. Vaak is dit de nasmaak van de droom. Er is een oude wijsheid die luidt: ‘Als je wil weten hoe een peer smaakt, moet je er een hap van nemen.’ Als je wil weten wat je gedroomd hebt, moet je voelen hoe je wakker bent geworden. Het kan de nasmaak van de droom zijn. Laat deze nasmaak toe in je bewustzijn, proef de droom.
- Zoek de weg terug
Soms helpt het ook om terug te reizen in de tijd. Je begint dan in het nu (bijvoorbeeld: ‘het is nu 8:30 uur’) en je gaat terug (‘Ik zit nu in de trein naar mijn werk – daarvoor liep ik naar het station – daarvoor heb ik nog snel een ontbijt gegeten – daarvoor heb ik me aangekleed – daarvoor heb ik een douche genomen – daarvoor heb ik in bed nog even met mijn vrouw gepraat – daarvoor werd ik wakker door de stem van de buurman – daarvoor sliep ik en droomde ik dat…’)
- Zet de intentie
Neem voor het slapen gaan een paar minuten om je voor te nemen deze keer een droom te onthouden. Zo’n voornemen maakt je alerter en onbewust zal je meer gefocust zijn. Leg desnoods een briefje op je nachtkastje met ‘Ik wil mijn dromen onthouden’ en leg een droomdagboekje klaar. Zeg het zacht in jezelf: ‘Ik wil mijn droom onthouden.’ Het zetten van de intentie blijkt velen te helpen.
Dromen onthouden
Als het eenmaal lukt om dromen te ontvangen is de volgende vraag: hoe houd ik de herinnering aan dromen vast? In wezen is dit dezelfde vraag die iedereen heeft die iets wil onthouden. Hoe sla je iets op in je geheugen? Door te herhalen. Door het op je hand te schrijven. Of op papier. Of in het notitieblok van je telefoon. Ik vertel een droom enkele keren aan mezelf: desnoods midden in de nacht, als ik bijvoorbeeld even op het toilet zit, of ’s morgens vroeg voordat ik opsta. Ik prent (in ieder geval een stukje van) de droom in mijn geheugen. Als ik ’s nachts opsta om direct iets op te schrijven, doe ik zo weinig mogelijk licht aan. Liever een paar kaarsjes, waardoor ik in de sfeer van de droom kan blijven en niet afgeleid wordt. Bovendien helpt het me om daarna weer verder te slapen. Ik moet de lezer bekennen dat ik een uitstekende slaper ben, die bijna altijd direct weer verder kan slapen. Dat is niet ieder mens gegeven. Ieder zal zelf moeten uitvinden wat het beste past. Een paar steekwoorden noteren, kort iets inspreken op een stemopname app of een schetsje maken van een beeld uit de droom. Het genoemde droomdagboek is de gouden tip die je in bijna elke tekst over dromen tegenkomt. Koop een apart schrift om je dromen in te noteren. Er zijn ook kant en klare droomcahiers in de handel, bijvoorbeeld van Bas Klinkhamer [1]
Uiteindelijk bewaar ik mijn droomverslagen op mijn vaste PC. Daar bevindt zich mijn droomarchief. Sommige dromen vergeet ik nooit meer. Maar de meeste glijden weer weg, en dan helpt het om ze na te kunnen lezen. Je kunt met zo’n verzameling ook meta-analyses maken: ontwikkelingen in achtereenvolgende dromen ontdekken, kijken welke droomfiguren in je dromen te gast zijn. Ik heb bijvoorbeeld eens in een steekproef van 100 dromen geturfd hoe vaak er familieleden in voor kwamen. Mijn schatting vooraf was: een stuk of tien, hooguit. Het bleken er meer dan 30. Gemiddeld komt in een op de drie van mijn dromen dus familie voor! Sinds ik dit weet ben ik mezelf meer als een familieman gaan beschouwen. Een nieuwe kijk op mezelf. Ook heb ik gekeken hoe vaak ik droom over mensen en hoe vaak ik dromen zonder mensen heb. En hoe het met mannen/vrouwen zit, en met dieren (welke dieren?)
Onderzoekers van het Lyon Neuroscience Research Center (Frankrijk) toonden aan dat mensen die goed zijn in het onthouden en reproduceren van gebeurtenissen vaak ook beter zijn in het onthouden van dromen. [2] Het is dus niet alleen een vaardigheid, de een kan het nu eenmaal beter dan de ander. Toch lijkt iedereen die iets van dromen weet het erover eens te zijn, dat het onthouden van dromen veel meer te maken heeft met motivatie en met vaardigheid dan met aanleg. Je moet het willen.
Dromen vertellen
Als we een reis gemaakt hebben waarvan we bij thuiskomst helemaal vol zitten, is het leuk de foto’s te laten zien. Dromen kan erg op reizen lijken. De droombeelden die we ons herinneren zijn dan de foto’s. Met ons droomverslag en eventueel ook de tekening die we van een droom gemaakt hebben, kunnen we enigszins overbrengen waar we geweest zijn en wat we meegemaakt hebben. In plaats van een tekening kan het ook nuttig zijn om een afbeelding van internet te plukken. Beelden geven andere informatie dan alleen woorden. Al vertellend (eerst aan jezelf, in je droomdagboek, later aan anderen, je partner, kennissen of vrienden) ontstaat er een verhaal en ga je de waarde van de droom zelf ook beter voelen. Soms ontwaak je uit een droom en kan je er geen chocola van maken. Er langer aandacht aan schenken helpt soms. Het vertellen van de droomreis aan anderen is weer een stap verder.
Je kunt dit op allerlei manieren doen, maar er zijn een aantal tips die kunnen helpen bij het vertellen van een droom. Nagenoeg elke droom kent een ik-persoon, vaak ook de hoofdpersoon, een actie of proces wat naar een hoogte- of dieptepunt gaat en een ontknoping of oplossing.
Laat ik een recente droom nemen. Ik ben in onze logeerkamer en zie onze jongste kleinzoon (bijna 5 jaar) die in een bed ligt te slapen. Het lijkt in het begin van de avond. Hij wordt wakker door een grote spin, die langs of over zijn kussen rent. Als hij de spin ziet, deinst hij terug. Ik voel een sterk verlangen voor hem te zorgen en hem tegen spinnen, maar vooral tegen zijn angsten te beschermen. Ik zeg: ‘Ben je geschrokken van die spin?’ en hij beaamt dat. Ik zeg: ‘Je hoeft niet bang te zijn hoor. Hij kan je niks doen.’ Het dekbed waaronder mijn kleinzoon slaapt ruikt vies. Ik zeg: ‘Zal ik je bed verschonen?’ en hij knikt van ja. Ik besluit ook een hoekje onder zijn bed wat schoon te maken.
Dit droomverhaal heb ik zonder erbij na te denken opgeschreven. Als ik er opnieuw naar kijk, zie ik dat ik antwoord geef op een aantal vragen:
1.Wie is/zijn er in de droom?
In mijn eigen dromen ben ik behoorlijk vaak samen met mijn vrouw aanwezig. (Dat is niet zo vreemd, want ik leef in de waakwereld al bijna 50 jaar met haar samen.) Deze dromen beginnen met :’Wij…’ Minstens zo vaak is mijn vrouw er in mijn droom niet bij; die droomverslagen beginnen met ‘Ik…’ Ook zijn er dromen waarin ik samen met een groep ergens ben. ‘We.’ Dan zijn er nog dromen waarin ik mezelf waarneem. Karel is dus in die droom, en ook nog een droom-ik die dit waarneemt en met wie ik mezelf nog dieper identificeer dan met Karel. Een heel enkele keer ben ik (min of meer) afwezig in de droom. Ik zie bijvoorbeeld alleen maar een groot blauw, abstract schilderij. Er is wel een getuige die dit beeld ziet, maar mijn gewone ik, dat kan handelen, is weg. En dan heb je nog de vele dromen met andere wezens en voorwerpen. Familie, collega’s, vrienden, kennissen, onbekenden, leermeesters, functionarissen, dieren, voertuigen, huizen, landschappen… Bijna altijd ben ik daar ook in aanwezig, soms als hoofdpersoon, misschien nog wel vaker als observator. Vraag jezelf in het begin van je droomvertelling af: wie is/zijn er in de droom? In dit voorbeeld: mijn jongste kleinzoon, ikzelf als opa, een grote spin, het vieze dekbed en het hoekje onder het bed.
2.Hoe ziet het toneel eruit als de gordijnen van de droom open gaan?
Als de droom begint ben je altijd ergens, op een bepaalde tijd. Bij of in de beginscène. Als je naar je droom terug kijkt kan je jezelf afvragen: waar ben ik precies, wat kan ik zien? Aan de lichtval kan je meestal ongeveer zien hoe laat het is. In de beginscène van de voorbeelddroom ben ik in onze logeerkamer met mijn slapende kleinzoon. Het is nog licht en lijkt het begin van de avond. Als ik inzoom op het beeld zie ik een dekbed, met zwart-geel-rood-blauwe strepen. Ook zie ik bruine, houten zolderbalken, zoals in ons huis in de waakwereld inderdaad bestaan.
3.Wat gebeurt er vervolgens?
Na zo’n opening komt er meestal een ontwikkeling, een plot, een beweging. Het verhaal begint zich af te wikkelen, de personages komen tot leven, de film ontrolt zich, het narratief ontvouwt zich. In de droom wordt mijn kleinzoon wakker van een grote spin, die langs of over zijn kussen rent. Als hij de spin bewust ziet, deinst hij terug.
- Wat is het hoogte- of dieptepunt?
Het droomverhaal kent meestal een moment waarop de spanning culmineert, de ‘crisis.’ Soms zijn er meerdere van die momenten. Je voelt dat hier de meeste energie zit. In het voorbeeld is dit al in het begin van de droom: als het kind wakker schrikt en als ikzelf een beschermingsreactie ervaar. In het droomverslag wordt dan vaak een gevoelswoord gebruikt: ‘spannend,’ ‘benauwd,’ ‘blij,’ ‘schrik,’ ‘verlangen.’
- Wat is de ontknoping, de afloop?
Als de crisis in een verhaal voorbij is, volgt meestal een ontknoping. Bij het klassieke drama was dat een ondergang of een verzoening. Je kunt een droom dieper ontmoeten als je tot je door laat dringen hoe de droom afloopt. Nadat ik in de beschreven droom mijn kleinkind heb getroost valt me in om zijn bed te verschonen (en ook een hoekje onder zijn bed.) Dromen kennen overigens niet altijd een ontknoping. Met name bij angstdromen schrikt de dromer soms angstig wakker. Het verhaal is dan niet af. Soms herhaalt een angstdroom zich en breekt op hetzelfde moment weer af. Het kan helpen terug te gaan in de droom en hem alsnog af te maken. (Een enkele keer krijg je een droom die niet angstig is, en toch ook niet af.) Ik zal later in dit boek vertellen hoe je dit kunt doen.
Welke dromen ‘plukken?’
In mijn studententijd heb ik een tijdje geprobeerd al mijn dromen te onthouden. Zo gauw ik me een droom herinnerde, schreef ik iets op in mijn dagboek – ook al was het drie uur in de nacht. De theorie bleek te kloppen: ik kreeg elke nacht 5 à 6 dromen. Ik heb dat hooguit een week volgehouden. Mijn slaapritme werd veel te veel verstoord! Pas toen ik met pensioen ging, kwam er ruimte om een serieuze studie van dromen te beginnen. De eerste jaren vroeg ik me terugkerend af, welke dromen je aandacht moet geven en welke je kan laten zweven. Meer ervaren droomstudenten gaven vage antwoorden als ik mijn vraag aan hen voorlegde. Ze zeiden ‘dat moet je zelf aanvoelen’ of ‘dat doe je intuïtief.’ Een van de bekendste droomuitleggers van Nederland, Bas Klinkhamer, vertrouwde me een keer toe dat hij alleen op zijn dromen let, als hij met een vraag of een probleem zit. En in de periode van de Heilige Nachten, want dan komen er belangrijke dromen. Zelf schrijf ik gemiddeld twee tot drie dromen per week op. Waarom?
Misschien kan je het vergelijken met het plukken van fruit. Het huis, dat mijn vrouw en ik bewonen, heeft een vrij grote tuin. Alle seizoenen bloeien er prachtige bloemen en een groot deel van het jaar genieten we van onbespoten fruit. Toen ons gezin hier 28 jaar geleden introk, oogstte ik alle pruimen, druiven, kiwi’s, frambozen, peren, bramen en kersen. Ik legde ze op de fruitschaal en in de kelder, maakte er jam van, weckte ze in potjes, stopte ze in de sapcentrifuge, en…genoot. Geboren in een grote stad, op driehoog-achter met alleen een balkonnetje, waande ik me in dit herenhuis met tuin als in het paradijs. We deelden onze fruitschat met bezoekers en vrienden en voelden ons de koning te rijk.
Allengs besefte ik, dat het niet nodig was om altijd al die overvloed te benutten. Het kostte tijd en energie om al dat fruit te plukken en te verwerken. Eigenlijk was het veel fijner om alleen te nemen wat we nodig hadden. De rest lieten we over aan de wespen, de vogels en de rupsen. Kleine beestjes holden het fruit uit, de zon droogde de overrijpe vruchten, de wind blies ze van de takken. Moeder Aarde nam het weer terug.
Zo is het ook met dromen. Elke nacht reist onze ziel naar dromenland en neemt een rijke oogst mee naar huis. Daar zitten vaak antwoorden bij op onze vragen, soms zelfs op vragen die we ons nog niet eens bewust waren. ’s Nachts rusten we uit, bedrijven de liefde (als we zin hebben), verwerken onze dagelijkse avonturen en krijgen gratis advies van een geheimzinnige Vriend. We mogen de cadeautjes van die Vriend uitpakken, maar het hoeft niet. ‘Pluk de dag, pluk de nacht – zo veel als goed voor je is.’
Grote dromen vergeet je nooit. Daar wordt je opgewonden uit wakker en 30 jaar later herinner je ze nog. Die hoef je niet te plukken, ze plukken jou. Maar hoe vaak krijg je een grote droom? De meeste dromen lijken, op het eerste gezicht, simpele huis-tuin-en-keuken-dromen, niet de moeite waard om aandacht aan te schenken. Mijn ervaring is dat deze schijn bedriegt! Veel dromen blijken, als je er beter naar kijkt, bijzondere beelden, acties en boodschappen te bevatten, die in de geheimzinnigheid van de nacht heel gewoon lijken. Gisteren bijvoorbeeld noteerde ik deze droom:
We bevinden ons in de hal van het gebouw van mijn vroegere werk in Den Haag. Uit de lichtval maak ik op dat het eind van de middag of begin van de avond is. Een paar laatste collega’s (mannen) hebben hun jassen al aan. Ze gaan zo naar huis. Mijn vrouw en ik willen daar blijven slapen, omdat dit handig is voor de volgende dag. Dan moeten we weer ergens anders naar toe.
We hopen dat collega Tjerk ook blijft slapen. Waarschijnlijk is dit niet het geval; ik had het hem eerder moeten vragen.
Ontwakend uit deze droom, twijfelde ik of ik hem op moest schrijven. De droom leek vrij gewoontjes, zonder sterke lading. Toen ik er toch eens beter naar ging kijken, merkte ik veel ongewone dingen op:
- Het gebouw waar ik in mijn droom was, heb ik in de waakwerkelijkheid zeker 14 jaar niet meer bezocht.
- Slapen in dat gebouw kon helemaal niet. (Nou ja, afgezien van de middagdutjes, die ik deed op twee tegen elkaar geschoven stoelen.) ’s Avonds ging het licht centraal uit en sloot de buitendeur. Alleen de beveiligingsdienst dwaalde nog rond met zaklampen. Op een avond belde een bevriende psychiater me, lichtelijk in paniek. Ze was te lang op haar kamer blijven werken en de deur was op slot. Ze kon niet meer naar buiten. Ik heb haar toen geadviseerd om uit een raam te klimmen.
- Tjerk heb ik ook 14 jaar niet meer gezien. We hadden soms diep contact met elkaar.
Het serene gevoel uit de droom bleef me het meest bij. Als het hectische werk voorbij was (ik werkte in de psychiatrie) en de stilte in dat gebouw neerdaalde, voelde ik weer meer contact met mijn ziel. De boodschap die ik aanvankelijk uit deze droom haalde was: geniet van de stilte. Iets wat ik niet vaak genoeg tegen mezelf kan zeggen.
Toen ik dezelfde vragen die ik boven noemde aan de droom stelde, kwam ik op het volgende:
1.Wie is/zijn er in de droom?
Naast mijn vrouw en ikzelf, zijn er collega’s van mijn vroegere werk, een verlangen dat een van de collega’s (Tjerk) met ons in het gebouw blijft slapen en een sereen gevoel in het stil geworden gebouw.
2.Hoe ziet het toneel eruit als de gordijnen van de droom open gaan?
Ik zie de vrij lege hal van mijn vroegere werkgebouw. Uit de lichtval maak ik op dat het einde middag of begin avond is. Er staan twee collega’s met jassen aan te praten. Waarschijnlijk gaan ze naar huis.
3.Wat gebeurt er vervolgens?
Niet veel. Ik weet dat mijn vrouw en ik in het gebouw gaan slapen. En dat we hopen dat collega Tjerk ook zal blijven. Ik vermoed dat ik een deel van de droom vergeten ben. Daarom ben ik later de droom weer binnen gegaan en heb de ‘film’ verder laten spelen. Dit lukte verbazend makkelijk! Ik besloot Tjerk expliciet te vragen of hij bij ons kon blijven. Ik zie zijn hartelijke gezicht dat bloost bij mijn uitnodiging. Verlegen kijkt hij even naar de grond en zegt dan: ‘Dat zou ik graag willen, Karel, maar Helen rekent op me met het eten. Een andere keer misschien.’ Ik zie hem met de andere collega naar buiten stappen, de werktassen onder de arm en over de schouder. De haldeur gaat achter hen dicht. Mijn vrouw en ik blijven achter in het verlaten gebouw. Het voelt wat kaal en tegelijk super rustig.
- Wat is het hoogte- of dieptepunt?
In het deel van de droom wat ik in eerste instantie onthouden had, raakte de serene stilte me het meest. Nu ik de droom een stukje verder heb laten spelen komt de focus meer op mijn collega te liggen. Vooral zijn blozende verontschuldiging blijft me bij. Ik realiseer me dat vriendschap tussen ons goed mogelijk was geweest, maar door omstandigheden nooit opgebloeid is.
- Wat is de ontknoping, de afloop?
Ik blijf met mijn vrouw achter in het lege gebouw. Weer komt de stilte terug.
Terugkijkend op deze droom, herinner ik me een dichtregel van J.C. Bloem: ‘Het is even, tussen twee stilten, luid geweest.’ Ik heb veel en hard gewerkt in mijn leven en me druk gemaakt om van alles. Ik kan dankbaar terug kijken op relaties die opgebloeid zijn, spijt en pijn voelen over relaties die ‘gecrasht’ zijn en weemoed over relaties die te weinig kans kregen. Maar het is, steeds duidelijker, voorbij en mijn hart verlangt meer dan ooit naar stilte. De droom weerspiegelt dit. Het voelt voor mij als heel natuurlijk en onafwendbaar. De droom bleek veel dieper dan ik aanvankelijk dacht.
Elke droom is belangrijk, zoals elke vrucht waarde heeft. Dromen verspillen geen tijd aan onbelangrijke zaken. Iets anders is of je alle vruchten van de nacht moet plukken. Het lijkt alsof we een overvloed aan dromen krijgen, met soms vele malen dezelfde boodschap. Als we de boodschap nu niet horen, hoor je hem misschien later wel. Het leven op aarde is heel overvloedig en dat geldt ook voor ons droomleven. Pluk alleen wat je nodig hebt en laat de rest over aan Oneiros, de droomgod, die er wel weg mee weet.
Ik gebruik voor het onthouden van dromen de metafoor van ‘plukken’ of ‘oogsten.’ Anderen spreken over het ‘kijken’ naar dromen (Artemidoros), het ‘voorvallen’ van dromen (Sigmund Freud), het ‘hebben’ van dromen (Carl Jung) of het ‘vangen’ van dromen (Robert Moss.) Uit deze verschillende formuleringen spreekt een meer of minder actieve houding van een dromer. Dromers die dromen ‘krijgen, hebben, ontvangen, ervaren’ zijn passiever tegenover dromen dan dromers die hun dromen ‘onthouden, kijken, vangen of plukken.’ In onze droomschuwe cultuur zullen de meeste mensen zich bewust moeten inspannen om hun dromen te onthouden. Bij de meesten van ons zullen veel van onze dromen ons niet ‘zo maar’ in de schoot vallen. In het begin is actie nodig om kennis te maken met de droomwereld. Later mag je ervan uitgaan dat dromen zich zelf makkelijker bekend gaan maken en is een meer ontvangende houding mogelijk. Laten we nu eens gaan kijken hoe je dromen beter kunt begrijpen.

